In de serie ‘Hoe schrijf ik een boek?’ bespreek ik dit keer een van mijn favoriete onderdelen van het schrijven: het einde.
Beginnen met een boek is niet makkelijk, dat is bekend. Maar voor veel auteurs is het begin nog altijd makkelijker dan het einde. Vol goede moed gaan ze van start, en vervolgens schrijven ze maar door, jaar na jaar na jaar, omdat ze gewoon niet weten hoe en wanneer ze er een punt achter moeten zetten. Er zijn genoeg voorbeelden van boeken die decennia in de maak zijn, van auteurs die van geen ophouden weten, van ronkend aangekondigde titels die pas verschijnen als iedereen zijn belangstelling voor het onderwerp of de auteur allang heeft verloren.
Mijn advies in deze (en dat geldt zowel voor fictie als voor non-fictie): schrijf altijd naar het einde toe. Zelf gebruik ik geen schema’s of kaartsystemen, maar ik bedenk voor ik aan een boek begin wel waar, hoe en wanneer het ongeveer moet eindigen. Dat ‘ongeveer’ is belangrijk: je moet wat flexibiliteit inbouwen omdat er tijdens het schrijven altijd iets kan veranderen. Een goede tegelzetter of timmerman bouwt ook altijd wat marge in om gaandeweg een project iets aan te passen. Maar hij/zij werkt wel altijd toe naar het eindresultaat (al was het maar omdat hij nog meer klanten heeft).
Als je daarentegen begint zonder enig idee hoe het moet aflopen, zal het ook erg moeilijk worden om er een fatsoenlijk einde aan te breien. En zonder einde is er geen boek maar een zg. ‘onvoltooid manuscript’. Moet je niet willen!